Wetenschappelijke elegantie

Ik heb deze week al een paar tientjes aan Oxford University Press gedoneerd om deze zomer legaal te kunnen zingen in Engeland, maar voorwaar! Ze geven nog meer uit dan 16e-eeuwse muziek! En dat is niet alleen goed nieuws voor hun accountants, maar ook voor ons.

In “Elegance in Science – the beauty of simplicity” schrijft fysioloog Ian Glynn over dingen die Mooi Zijn in de wetenschap. En dan niet plaatjes, maar theoriën of formules of manieren waarop iets is ontdekt.

O jee, denkt de wetenschapsfilosofiestudent dan, daar gaan we weer. Er zijn namelijk wetenschappers, en ook normale mensen, die denken dat als een theorie niet “mooi” is (Glynn geeft daar trouwens een behoorlijk bevredigende definitie van) het ook niet “waar” kan zijn. En zodra het gepeupel over waarheid begint raken filosofen allemaal hevig opgewonden.

Maar niets van dat alles! In een interview met Inside Higher Ed zegt Glynn weliswaar dat het regelmatige opduiken van elegantie meer dan toeval moet zijn, maar “I suspect that in deciding on a research program “elegance” would not normally be a major factor.”

Wat is dan de waarde van elegantie? Zijn antwoord lijkt direct voort te komen uit de stelling dat wat wij als “mooi” of “elegant” beschouwen meer over ons zegt dan over de theorie.

The importance of “elegance in science” is, first, that it is a source of pleasure, both to the scientist and to those made aware of the elegant work. But partly because it is a source of pleasure, and partly because of the simplicity, ingenuity, conciseness, persuasiveness, unexpectedness, and satisfying quality that the accolade of elegance implies, it makes the work easier to understand, and more memorable.

Oftewel: elegantie is ten eerste waardevol puur omdat het mooi is. En ten tweede maakt het een theorie gemakkelijker te begrijpen, en gemakkelijker te onthouden. Elegantie heeft dus een grote educatieve waarde en is daarom nastrevenswaardig.

Misschien is dat geen bevredigende conclusie. Als je wilt weten wat de link tussen elegantie en waarheid is zal je waarschijnlijk een ander boek moeten zoeken. Persoonlijk denk ik dat die link niet bestaat (om het voor een keertje in minder dan 5000 woorden te zeggen). Maar ik ben een liefhebber van de natuurwetenschap, dus deze lofzang op haar schoonheid over het hele spectrum gaat met groot plezier op de leeslijst.

Wetenschappelijk analfabetisme

Neil deGrasse Tyson is een astrofysicus en wetenschapscommunicator uit Amerika en ik wil hem worden als ik later groot ben. Helaas ben ik niet geniaal op natuurkundegebied, en staan hoedjes me ook niet zo goed. Wetenschapscommunicatie dan maar.

In het bovenstaande filmpje zegt hij drie dingen:

Ten eerste: je hoeft helemaal niet te snappen hoe alles werkt. Het idee is dat je snapt waar zo’n beetje de acceptabele grenzen liggen van hoe dingen werken, en dat je vragen kunt stellen om er achter te komen of dat hier opgaat.

Oftewel, je hoeft van een geneeskrachtig kristal niet te snappen hoe het gegroeid is en in elkaar zit. Maar je kunt wel vragen of het getest is, waar het voor werkt, waarvoor niet, wat het bewijs is, etc. En als het dan voor heel veel ziektes werkt kun je je afvragen, goh, is dit redelijk? Klinkt dit logisch?

Hetzelfde geldt, trouwens, voor reclames. Wat zeggen ze hier? “Bevat pure ingrediënten”? Wat bedoelen ze daarmee? Hoeveel “zeldzaam” spul zit er eigenlijk in zo’n potje? Is het de 20 euro extra waard?

Dat, dus. Waarover later meer.

Ten tweede: bezuinigen op wetenschap en technologie is bezuinigen op de toekomst. Je kan best een economie maken die gebaseerd is op mensen die mensen helpen hun geld aan andere mensen te geven die het dan met behulp van weer andere mensen uitlenen aan nieuwe mensen die daar dan rente over betalen, maar zoals Tyson zegt, ergens zal iets gemaakt moeten worden. Iets nieuws. Als je groei wilt: meer nieuws. En hoe kom je aan nieuw spul? Juist, door het uit te vinden. En daar heb je dus onderzoekers voor nodig.

Het is ECHT niet zo ingewikkeld, mensen.

Ten derde: hoe komt het dat niet alle, maar best wel veel, beta’s zich bezighouden met kunst, cultuur, en geschiedenis, maar nauwelijks iemand, hoewel heus wel een paar, van de alfa’s kaas gegeten heeft van beta-dingen?

Mijn studievereniging heeft twee keer per jaar een muziekavond. Maar niemand op het conservatorium kijkt raar op als je zegt dat je NIKS weet van zelfs maar rekenen, laat staan wiskunde.

Reactie nummer 1 als ik naar mijn studie gevraagd ben: “Oh, natuurkunde? Daar was ik altijd slecht in!” Ermee koketteren is zelfs prima. Maar als ik een anglicist zou vertellen dat ik Shakespeare en Austen niet uit elkaar kan houden… nou. Hoe kan het dat dat een belangrijk deel van onze algemene ontwikkeling is? Natuurkunde is wat bepaalt hoe de ballen stuiteren bij het WK voetbal. Maar dat het ook maar enigszins relevant zou zijn, neuh.

Drie heel verschillende punten dus. Maar het overlappende thema is duidelijk: we moeten meer met wetenschap. Geef het een centrale rol. Als we nou eens 5% minder nieuwtjes die al achterhaald zijn als de krant op de mat valt gaan printen, en in plaats daarvan over de wereld zoals we echt denken dat ‘ie in elkaar zit, en hoe je daar nou achter komt? Hoe het komt dat die krant op de mat valt en niet op brievenbushoogte blijft steken?

Zou toch leuk zijn.

Conclusie naar keuze

Hij die de filosofische wetenschappen¹ bestudeert zal geïnfecteerd worden met de corruptie en het kwaad van de filosofen. Slechts weinigen leggen zich toe op deze studies zonder ontdaan te worden van religie, en de teugel van godvrezendheid los te laten.

Abū Ḥāmed Muḥammad ibn Muḥammad al-Ghazālī, 1058-1111

¹Natuurkunde, wiskunde, logica en ethica en zo.