Gaat u maar rustig slapen (op de achterbank)


Ik maakte me er in augustus al kwaad over en nu is het wetsvoorstel er: alle kentekenregistraties (dat zijn dus alle foto’s die door alle camera’s worden gemaakt, of er nou een (snelheids)overtreding wordt geconstateerd of niet) zouden vier weken bewaard moeten blijven. Toegegeven, dat is nog steeds korter dan de gegevens van OV-chipkaartgebruikers bewaard blijven, dus we hebben nog even te gaan voor er échte gelijke behandeling is, maar het is weer een stap in de goede richting!

Gaat u dus maar rustig slapen, oom Ivo houdt de wacht. Voor onze veiligheid en vrijheid.

(Overigens: nee, ik heb nog altijd geen rijbewijs, en ook geen plannen in die richting. Dit is puur uit liefde voor al die mensen die twee uur per dag naast mijn huis wonen, terwijl ze op de Ring in de file staan. En wederom via Sargasso.)

Goede voornemens

Nu we weer arbitrair van jaar gewisseld zijn (de lengte van jaren is een beetje arbitrair, het moment van wisselen heel erg) maken vele mensen goede voornemens, en ik ook. Mijn goede voornemen is minder lezen.

Verder, als u er nog geen heeft: hier is een hele makkelijke. Als u ook maar een uur per week uw computer gebruikt voor niet meer dan tekstverwerken, surfen, e-mailen en muziek draaien, dan kunt u de overgebleven capaciteit al doneren aan echt heel erg goede doelen, zoals onderzoek naar kanker bij kinderen, spierdystrofie, of, wat minder sexy, natuurkundige projecten die niet genoeg geld hebben voor hun eigen supercomputertijd.

Blogtechnisch gezien kunt u dit kwartaal nog een laatste stukje verwachten over natuurwetten, een mini-serie over eenvoud (volgens mijn prof is dat heel ingewikkeld), en een stukje of een serie over wetenschappelijke geletterdheid. Verder weet ik het nog niet. Ik doe aan verzoeknummers (op het vegablog ook).

Gelukkig nieuwjaar!

Lekker belangrijk

Op mijn 22ste kreeg ik knieproblemen. Later breidde zich dat uit naar een enkel en een elleboog. Na wat (lees: vier jaar) medische omzwervingen bleek ik een auto-immuunziekte te hebben: mijn immuunsysteem denkt af en toe dat mijn kraakbeen Hier Niet Hoort en valt het aan. Direct resultaat: dikke knie (enkel, elleboog). Lange-termijn: beschadiging (krak!). Heel lange termijn en weetje van de week: je luchtpijp is ook van kraakbeen. Reken mijn toekomstbeeld maar na.

Dat is niet zo praktisch dus ging ik aan de prednison, waardoor ik met een stuk minder immuunsysteem door het leven mocht (hatsjoe!) maar helaas nauwelijks minder episodes (au!). Het werd twee keer per week of zo en daar word je op termijn toch wel moe van. Daarom: alternatieven zoeken (nee, Jomanda, jij niet). Bleek dat er wel wat aanleiding was om te denken dat dieet invloed kan hebben op auto-immuunziektes, alleen houden de meeste mensen die diëten niet vol. De eerste optie is namelijk alle dierlijke eiwitten er uit gooien in de hoop dat hun aanwezigheid een rol speelde bij het starten van ontstekingsreacties. Veganist worden dus, en dat valt schijnbaar nog niet mee als je een “normaal” eetpatroon hebt.

Alleen was ik al vegetariër en houd ik ook van koken. Bovendien was ik HEEL HEEL ERG gemotiveerd. Lang verhaal kort: zeven weken later heb ik geen episodes meer gehad (wat?) en ben ik een nieuw blog gestart, over vega-koken, want dat is stiekem heel leuk. En zo hoef ik u wetenschapsfilosofiejunkies er (verder) niet mee te vermoeien.

Maar mocht u dat juist wél willen, dan bent u van harte welkom op

Smakelijk :)

Poezen in je ziel (ofwel de epistemologie van Aristoteles)

Na Aristocles Plato volgt altijd Aristoteles. Plato, om even op te frissen, was een rationalist: alles op aarde is een illusie, en na wat oefenen met wiskunde kunt u de ware “vormen” gaan zien. In uw geest.

Aristoteles had geen bijnaam waar filosofen pedant over kunnen doen en daarom wordt hij ook wel eens “de Stagoriet” genoemd, om het tenminste nog een béétje ingewikkeld te houden. Hij werd namelijk geboren in Stageira, waar zijn vader arts van de koning was. Die koning was de opa van Alexander de Grote die nog een paar jaar les van Aristoteles zou krijgen. Maar dat was pas na heel wat omzwervingen van onze held, want hij studeerde eerst bijna twintig jaar in Plato’s Academie in Athene. Ons huidige kabinet zou het betreuren.

Aristoteles hield zich bezig met alle wetenschap die er in zijn tijd beoefend werd. Daarbij werd hij geholpen door de logica, die hij zelf zo’n beetje had uitgevonden, en zijn enorme talent voor waarneming. In al zijn ideën zien we die twee terug. Aristoteles’ “natuurkunde” was het dominante systeem tot Galileo – dat is bijna 1900 jaar. Vergelijk de miezerige 230 jaar tussen Newton en Einstein. 

Hoe komt men volgens Aristoteles nu aan kennis, en wat zegt dat over ons en de wereld? Het begint met het gebruiken van de zintuigen. De mens begint, anders dan bij Plato, met een blanke lei, en die moet worden gevuld. Aristoteles dacht net als Plato dat objecten een “vorm” hebben, maar bij hem was die vorm direct verbonden met het object zelf. In plaats van zich af te keren van de waarneming, en de ware poes-heid van uw poezen te vinden in uw geest, kijkt u juist veel naar ze. Hierdoor komt die poes-heid, dat wat alle poezen gemeen hebben en alle niet-poezen niet bezitten, te “rusten in de ziel” (oude Grieken dachten nog gewoon met hun ziel in plaats van hun hoofd. De ziel zit natuurlijk in uw hart, uw hoofd is goed voor andere dingen. Zie de geboorte van Athena).

Door al die waarneming krijgt onze ziel dus steeds meer informatie over de aard der dingen, en daarna komt de logica in het spel. We kunnen gaan redeneren en zo nieuwe kennis opdoen. Zo was het duidelijk dat als men naar het zuiden reisde er steeds andere sterren zichtbaar werden aan de hemel, en dat de schaduw van de aarde op de maan bij een verduistering altijd rond is. Aristoteles’ conclusie: de aarde is een bol.

Maar hij was geen empirist zoals de term nu wordt uitgelegd. Zo vond hij experimenten doen onzin.  Er bestaat namelijk een onderscheid tussen wat objecten “uit zichzelf” doen en wat ze doen als ze door de mens of omstandigheden gemanipuleerd worden.

De core business van een steen is naar beneden vallen – niet door zwaartekracht, maar doordat een steen voornamelijk uit het element aarde bestaat, en het element aarde “hoort” in het middelpunt van de aarde thuis. Zo lang een steen niet wordt gegooid of tegengehouden (door de vloer bijvoorbeeld) zal hij dus proberen bij dat middelpunt te komen. Als we kennis over de wereld willen is het traject van een ongestoorde steen het interessantst – de rest hangt alleen maar af van de omstandigheden en zegt dus niks over de “echte” werking van de natuur.

Aristoteles probeerde orde in de natuur te zien en bedacht daar een classificatiesysteem voor. Ten eerste kun je onderscheid maken tussen mensen, dieren, planten, en levenloze dan wel dode dingen, door naar hun ziel te kijken. Levenloze en dode dingen hebben geen ziel (in het eerste geval nooit gehad, in het tweede geval vergaan). Planten hebben een soort miniziel waardoor ze kunnen groeien en voedsel opnemen. Dieren hebben dat ook, en daarnaast nog eentje waardoor ze kunnen bewegen en waarnemen. Mensen hebben drie zielen: de plantachtige, de dierlijke, en de mogelijkheid om te redeneren.

Niet helemaal het vijfde element zoals Aristoteles het bedoelde.

De levenloze dingen zijn ook te classificeren: die bestaan uit een combinatie van vijf elementen. Op aarde zijn dat aarde, water, vuur en lucht, en in de hemel de “quinta essentia”, ook wel ether genoemd. De combinatie van elementen bepaalt de eerder genoemde “natuurlijke beweging” van een object: spullen waar veel aarde en/of water in zit vallen naar beneden, dingen met meer lucht en vuur stijgen op. Daarom gaan vlammen omhoog en watervallen omlaag. Ether gedraagt zich helemaal anders: dat beweegt het liefst in circels, zie bijvoorbeeld de van ether gemaakte zon, planeten en sterren.

Tenslotte kunnen we ook niet-fysieke dingen onderscheiden en classificeren. Zo heeft bij Aristoteles alles een doel dat verklaart waarom dingen doen wat ze doen. Het doel van een steen is naar zijn natuurlijke plaats vallen, het doel van een zaadje is een boom worden, en het doel van een poes is poes-zijn (als dit u vreemd in de oren klinkt moet u wat meer poezen laten rusten in uw ziel, dan wordt vanzelf duidelijk wat het betekent).

De mens heeft zelf ook een doel, en dat is een gelukkig leven leiden. Dit bereikt men door het zijn van een Goed Mens, het studeren van filosofie, en vooral ook grapjes maken. U begrijpt waarom ik het zo goed met hem kan vinden.

Aristoteles had een paar dingen spectaculair fout, waarschijnlijk vooral omdat hij geen experimenten deed. (Zijn ideën over rijdende ossenkarren kunnen tegenwoordig door een 4-VWO’er worden ontkracht. Hij dacht ook foutief dat zwaardere stenen – met meer element aarde er in – sneller zouden vallen. Dit denken de meeste mensen trouwens nog steeds.) Maar hij had ook veel spectaculair goed. Door alles te classificeren en uit te pluizen wist hij dat dolfijnen absoluut anders waren dan haaien, omdat ze hun jongen melk geven. Hij wist ook dingen over octopussen waarvan men dacht dat hij ze verkeerd had gezien tot in de negentiende eeuw. En zijn classificeer-en-begrijp is iets dat wetenschappers nog steeds doen. Aristoteles was de eerste logicus, de eerste ethicus, de eerste bioloog. Daarom wil ik hem wel vergeven dat hij dacht dat mannen meer tanden hebben dan vrouwen.

Waar zijn we nou helemaal mee bezig

Gister praatte ik een een koorgenoot bij over mijn studie (ik ben tijdelijk naar de andere kant van het koor verhuisd, zo spreek je nog eens mensen). Hij verbaasde zich erover dat er zoiets bestaat als filosofie van de natuurkunde, want natuurkunde, dat doe je toch gewoon? Nu heb ik tegenwoordig planken vol boeken die het tegendeel beweren, dus het was voor mij even terugschakelen naar het begin van mijn natuurkundestudie, toen ik er precies zo over dacht.

Ja, natuurkunde, dat doe je gewoon. En een redelijk deel van me is geneigd met Feynman te spreken in zijn uitroep dat wetenschapsfilosofie even nuttig is voor wetenschappers als ornithologie voor vogels (door ornithologen geleide conservatieprojecten daargelaten, neem ik aan). Maar misschien is een voor mijn jaargenoten en mij zeer actueel onderwerp een mooie illustratie van één van de vele vragen waar we ons mee bezig houden. En kan het ook dienen als handvat voor de voor ieder persoonlijke beslissing of wetenschapsfilosofie gezwam in de ruimte* is.

De vraag is… tromroffel… bestaan atomen?

Dus. Ik moest zelf ook nogal denken aan de 1-in-3-mini die, geloof ik, jaren is herhaald, met een tekst als “Atomen zijn ruimteschepen. Vraag het gratis boek via…” Het gaat om iets anders.

Laten we er even van uitgaan dat wat onze ogen zien betrouwbaar is. Jij bent echt, ik ben echt, mijn boterham met pindakaas is echt, we zitten niet in de Matrix, we bestaan.

Ik kan de uitspraak “er zitten balken in mijn kamer” op verschillende manieren testen. Ten eerste kan ik ze zelfs zonder bril of lenzen zien. Ten tweede kan ik mijn hand uitsteken en ze voelen. Ze zijn zogezegd toegankelijk voor mijn directe waarneming. Dat zou zelfs wel wat minder mogen want ik stoot er regelmatig mijn hoofd tegen. In ieder geval, we kunnen er goeddeels van uitgaan dat ze bestaan.

De Kanji-karakters voor het woord “atoom”, in ijzeratomen op koper. Elk bolletje representeert een atoom. De kleuren heeft de computer erbij bedacht. Image originally created by IBM Corporation.

Maar nu atomen. Iedereen kent het iconische plaatje van de atoomkern en de electronen. Er is een enorme hoeveelheid zeer succesvolle theorieën die onder andere zeggen dat atomen bestaan. We hebben er zelfs plaatjes van, die kun je maken met een “scanning tunneling microscoop”. Het idee dat atomen bestaan verklaart gi-gan-tisch veel dat anders onduidelijk zou blijven, en zoals hier rechts overduidelijk is, we kunnen ze tegenwoordig zelfs zien. Geen twijfel mogelijk. Atomen bestaan. Toch?

Hier komen we op het punt waar mensen filosofie gezwam in de ruimte gaan vinden, en ik denk dat het leuk wordt. Wat zien we op zo’n plaatje? Iets dat een computer heeft berekend op basis van een enorme hoop nullen en enen. Een STM werkt, heel kort door de bocht, door met een extreem dun naaldje over een oppervlak te gaan voelen of ‘ie electrische stroompjes meet. Die stroompjes, zeggen we er dan bij, die betekenen dat er een atoom zit. Maar dat er-bij-zeggen is dus wel essentieel. We kunnen er een mooi plaatje van maken dat er overtuigend uitziet, maar we zien eigenlijk niks.

Maar wat moet je anders? We zullen een atoom nooit “direct” kunnen zien. Om direct te zien heb je fotonen nodig en fotonen van een atoom laten botsen lijkt een beetje op braille lezen met brandweerhandschoenen aan. En door het idee “atomen” te gebruiken kunnen we computers maken, en blogs lezen, en kankerpatienten beter maken. Het is zogezegd een zeer nuttig idee.

Ja, zeggen best wel wat wetenschapsfilosofen dan, en laten we het daar dan ook op houden. Natuur- en scheikundigen hebben een label geplakt op een hele verzameling fenomenen. Iedereen weet wel wat je bedoelt als je dat label gebruikt. En dat is genoeg: atomen zijn een handig idee. Niet meer, niet minder. Vragen of ze “bestaan” heeft geen zin want we kunnen ze toch niet zien, voelen, horen…

Tussen deze twee standpunten (“atomen bestaan echt, letterlijk, zoals plafondbalken ook bestaan” en “atomen zijn een handig door wetenschappers gebruikt label om theorieën bij elkaar te harken”) bestaat natuurlijk nog een grote grijze zone. En zelfs als je het voor atomen een uitgemaakte zaak vindt kan het op andere gebieden nog ingewikkeld zijn. Als atomen “echt” zijn, zijn extra dimensies zoals in de snarentheorie dat dan ook, of is dat een rekenmethode? Als een waarneming via een STM niet “direct” genoeg is, is een electronenmicroscoop (werkt ook met stroompjes, bekend van de insectenplaatjes) dat dan wel? Of een gewone microscoop? Een bril? Het raam?

Ja, het is makkelijk het in het absurde te trekken. Maar de vraag blijft. En de wetenschapsfilosofie dus ook.

(Voor wie meer wil lezen: dit is (natuurlijk) het “empirisme versus realisme”-debat. Niet te verwarren met “empirisme versus rationalisme” – deze empirismes zijn broertjes.)

*Term uit de inleiding van het theorie van de geschiedenis-boek dat ik momenteel van iemand probeer te jatten.