Ode aan de bloemlezing

Er zijn verschillende mooie momenten in de lezer-boek-relatie. Als je ‘m net hebt, natuurlijk, nog nieuw en met spiegelgladde rug en vol beloftes; als het boek uit is, die combinatie van spijt en voldoening; of dat moment tussendoor dat je ‘m aan het bevechten bent en voor het eerst aan de winnende hand lijkt te zijn. Dat laatste is voor mij als niet al te getalenteerde natuurkundestudent misschien wel het mooiste.

En toen was er de bloemlezing. Wat een geniale uitvinding. Filosofie is een vak van discussies, tegenstellingen en waarheid (wat is waarheid)-in-het-midden (aangenomen dat ‘het midden’ bestaat, roept er dan gelijk weer eentje). Oftewel, als je een specifiek boek van een specifieke schrijver leest heb je per definitie niet het hele verhaal. Daarom de bloemlezing: een verzameling stukken die echt iets van het gehele spectrum willen laten zien, al is het maar een deel. Van verschillende schrijvers, met (hopelijk) een heel gemene samensteller die er goed de zweep over gehaald heeft. Een goudmijn.

Maar dat is niet het leukste. Het allerleukste is dat bloemlezingen (deze drie bijvoorbeeld) doorgaans wel wat van de Groten der Aarde bevatten (relatief natuurlijk, ik ben denk ik de enige in m’n vriendenkring die voor een handtekening (of een praatje, of een blik) van Craig Callender in de rij zou staan). En als het zo algemeen is als ‘philosophy of science’ is het doorgaans het stokpaardje van elke grootheid. Met andere woorden, van alle papers (hoofdstukken) in zo’n collectie heb je er drie al moeten lezen voor je studie, en gaan er acht zeker nog komen.

Een nieuw boek, met de mooiheid en glansheid en nieuwe-boeken-geur en onbekende opmaak en een register vol onbekende termen, waarvan je wel al meerdere delen hebt uitgeplozen, die uitgeprint en bemarkerd tussen twee readers op je bureau liggen! Een boek vol stukken die volslagen onbekend, zelfs-nog-nooit-langsgebladerd voelen, waarna je opeens bij een paper komt waarvan je weet: dit ken ik. Deze 20 pagina’s zijn onder de knie. Er zit een zwakke redenering in paragraaf 3, hou bij Stelling 5 in gedachten dat de schrijver in kwestie een rationalist pur sang is, en dat geniale argument aan het eind wordt totally de basis van mijn volgende essay, dude.

Dus, een boek dat op alle manieren nieuw voelt, maar toch al enigszins ontsloten is. Al het mysterie, maar met de wetenschap dat het gaat lukken. Lang leve de bloemlezing.

Deze on-Westfriese (sorry, oom Niek) liefdesverklaring wordt mede mogelijk gemaakt door kinderboekhandel Kakelbont, mijn persoonlijke (filosofie)boekendealer. Het sympathiekste boekenadres in Utrecht en wijde omstreken, al zijn de leeskrukjes er wat laag.

Paper: over postnormale wetenschap

Postnormale wetenschap. Juistem. Dit was het onderwerp dat ik koos voor mijn slotessay van het wetenschapsfilosofiecollege (leuk voor scrabble) ‘Encyclopedie van de Angst’. In dit paper wordt het concept geïntroduceerd en toegelicht door de bedenkers, en in dit paper wordt het mishandeld, door mij.

Reacties en commentaar worden op prijs gesteld, want ik heb moeite met me voorstellen dat het echt zo slecht is als ik denk dat het is :)

Onderscheid tussen empirisch equivalente theorieën

Wederom een essay voor het vak “Filosofie van de Natuurwetenschap” of “Grondslagen van de natuurkunde” of hoe heet dat vak eigenlijk? In ieder geval. Ik vond dit een heel leuk onderwerp, en ik hoop nog eens in de boeken vol die er over geschreven zijn te kunnen duiken.

Continue reading Onderscheid tussen empirisch equivalente theorieën

Empirisme en rationalisme in het denken van Aristoteles

Essay geschreven voor het vak “Grondslagen van de natuurkunde”. Voor een minder bombastisch stukje over epistemologie en Plato kunt u hier terecht, en hier is Aristoteles himself.
Spot de niet onderbouwde stelling!

Als tijdgenoot en leerling van Plato, de rationalist pur sang, is het gemakkelijk Aristoteles alleen in contrast te zien en hem tot pure empirist te verklaren. In werkelijkheid had zijn filosofie ook sterke rationalistische elementen. Hij vond dat ware kennis door deductie wordt vekregen, en ook zijn leer van de doelen en potentieel/actueel zijn is sterk rationalistisch. In dit essay zal ik echter onderbouwen dat Aristoteles in de eerste plaats een empirist is. Al toetste hij niet aan de waarneming zoals dat in de moderne natuurwetenschap gebeurt, toch is de waarneming begin- en uitgangspunt van zijn kennisverwerving. Continue reading Empirisme en rationalisme in het denken van Aristoteles