Hoor je het eens van een ander

Van baan wisselen is een erg boeiend proces. Misschien wel het boeiendste is dat de informatiestroom achterstevoren loopt. 

Recruiters 1 t/m 9173629: “Hoe zouden jouw vrienden of collega’s je omschrijven in drie woorden?”

Anna: “Euh…”

(Dat was niet het goede antwoord.)

Maar dan ga je uit dienst en gaan allemaal mensen je hele lieve mailtjes sturen en gaat je teamleider over je praten tegen de juniors alsof je er al niet meer bent (“Als ik nu tegen Anna zou zeggen, ‘ik heb er vertrouwen in dat je het voor dit weekend oplost,’ dan zou ze  tot tien uur blijven zitten.”) En mijn collega’s gingen bij de thee nieuwe visitekaartjes voor me bedenken.

“Ze moeten eraan kunnen herkennen dat jij het was. Dus ‘lang en vegan’,” was poging één. Maar ik vind zowel lang als veganist niet echt onderdeel van mijn identiteit als losstaand gegeven an sich dus ik wilde liever iets anders, maar zelf kwam ik niet verder dan “verwaarloosbaar”.

Met mijn zelfbeeld gaat het inderdaad uitstékend, dank u.

Gelukkig was daar ook collega S tegenover wie ik al ruim drie jaar zit. Hij zei

“Nieuwsgierig. Betrokken. En vrolijk.”

Ik had het liefst dat hele moment in vloeipapier willen wikkelen voor onderin een laatje van mijn nieuwe bureau, maar dat kon niet. Dus nu bewaar ik het hier, voorzichtig. 

 

Shuffle

In maart heb ik vakantie maar de huisgenoot niet (heb je geen kinderen, zit je als docent alsnog aan de schoolvakanties vast). Dus wat te doen, behalve lezen, roeien, cake bakken en nog meer lezen?

Een experiment. 

Ik houd van wandelen. De huisgenoot niet. Dus ik ga drie dagen wandelen, in m’n eentje, in Zeeland, en nog een paar dagen met lieve mensen. 

Een dagtochtje hier en daar is prima te doen op m’n hardloopschoenen of stevige winterschoenen, maar voor een vijfdaagse moet je wel beter voor de dag komen. Dus ik besprong het internet en heb nu supercoole veganistisch verantwoorde schoenen

Dat ‘supercool’ kun je letterlijk nemen want de schoenen zijn voor een groot deel gaas. Daarom heb ik ze vandaag samen met de rest van mijn winterwandeluitrusting getest. In de sneeuw. Dat ging prima! Voor regen lijken ze me minder geschikt, dat is wel spannend. Maar dan kan ik altijd nog waterdichte sokken aandoen. 

Verder had ik het (0,5 graden, geen wind) eerder te warm dan te koud. Dat was in thermo-ondergoed, roeilegging, sweater, softshell en muts. In maart zal het wel warmer zijn, dan laat ik m’n thermobroek thuis en bedenk ik iets lichters voor die sweater. Conclusie: zolang je een beetje doorhobbelt en het droog blijft is ook ‘rond het vriespunt’ echt geen vijandige temperatuur, en je hoeft niet standaard een skibroek aan. 

Mijn gehobbel richtte zich trouwens naar de fiets- en wandelbeurs, waar wel wat mensen onder de 50 waren maar niet veel. Nou ja, als ik dit lang genoeg volhoud word ik vanzelf een keer boven de vijftig. Dat is het mooie natuurlijk. Verder probeerde iemand me te vertellen dat kleine rugzakken altijd passen, ook als je lang bent. 

Ik vond van niet. 

Tot zover ongeveer de wandelbeurs. 

Geestverruimende middelen

Afgelopen Kerst besloot mijn moeder dat de gehuurde Peugeot 107 waarin ik van Utrecht naar West-Friesland naar Súdwest-Fryslân naar Utrecht werd gereden groot genoeg was voor drie dozen zooi uit mijn kindertijd. 

Er zat in:

  • Een paar jaargangen Kijk
  • Een mini ladenkastje met in elk laatje een andere kleur kwarts
  • Boeken
  • Een verrekijker, knikkers, plastic blokfluit etc
  • Een paar jaargangen Bobo’s
  • Boeken

Het mooiste waren de boeken waarvan ik me de plot kon herinneren en een stukje van de belangrijkste details ook nog wel, maar niet wat ik nu als het belangrijkste beschouw (en waar ik in mijn handen klappend van door de kamer ga stuiteren). Zoals dat kleuterhit ‘De reis van de luchtberen’ eindigt met een snoeihard Carthesiaans ‘ik denk, dus ik ben’.  


Ik had filosofie moeten gaan studeren en nooit hun computers leren fixen, dat was mijn ouders’ verdiende loon geweest. 

Leesvoer (6)

Hoe bereik je echt iets op het gebied van dierenrechten? Door aandelen in McDonalds te kopen. Persoonlijk snap ik niet waarom niet iedereen gewoon veganist wordt, dan zijn we van al het gedonder af, maar goed, dat is mijn perspectief.

Als ik ruzie heb met performance is dat 99,99% van de tijd ‘iets met databases’, maar het is interessant om ook eens iets over die laatste 0,01% te lezen.

Ik heb nu al twee razend interessante artikelen met/over de Duitse boswachter Peter Wohlleben (what’s in a name) gelezen, maar allebei via een medium gemaakt van boom, dus daar kan ik niet naar linken. Hij heeft een boek geschreven over hoe bomen voor elkaar zorgen. En zo. En dat wij daar niets van snappen en vol goede wil vreselijk gemeen zijn tegen bomen. Het is fascinerend, wat hij allemaal beschrijft, ik hoop alleen dat het niet té veel blootlegt over de individualiteit en het gevoelsleven van planten, want ik wil graag nog wel iets kunnen blijven eten zonder schuldgevoel.

…heeft zeewier een persoonlijkheid? (Hoop het niet.) Kan een visser die op z’n veertiende van school is gegaan steengoed schrijven? Deze wel. Hoe de zee ons gaat redden: ecologisch, economisch, en sociaal. Eerst zien, dan geloven, natuurlijk, maar jemig, dit wil je graag geloven.

Wat mot je

Als iemand die haar geld verdient met computeren ben ik voor veel mensen in mijn omgeving hét aanspreekpunt voor computerdingen. (Gek genoeg komen ze vervolgens nooit met decennia oude databases aanzetten, het computerding waar ik het beste in ben.)

Er zijn ruwweg twee soorten vragen wat betreft computerdingen: de praktische (hoe laat ik mijn computer X doen?) en de retorische (waarom doet dit programma X? / waarom kan dit programma niet Y?)

Die laatste is natuurlijk niet bedoeld om te beantwoorden (want retorisch). Maar dat kan wel, heel makkelijk zelfs. In alle gevallen is het antwoord omdat software maken verrekte moeilijk is.

Dat heeft niets te maken met programmeertalen die er onbegrijpelijk uitzien (programmeren is niet moeilijk namelijk).

Software maken is iets uit niets maken, en iets uit niets maken is vreselijk lastig (vraag maar aan God). Het is alleen al bijna onmogelijk om op te schrijven wat je nou eigenlijk wil dat de software gaat doen. Zie, bijvoorbeeld, brood:

Vanavond was ik fijn aan het multitasken: ik zat aan de keukentafel aan een requirements-document te werken (oftewel, een lijstje van dingen waaraan een nieuw programmaatje van ons moet gaan voldoen) en ondertussen bakte ik een brood, of eigenlijk de oven bakte een brood en ik zat ernaast. Toen dacht ik, goh, was ons programmaatje maar zo simpel als brood bakken (brood bakken is ook niet moeilijk namelijk).

Maar brood bakken is bepaald niet iets-uit-niets maken. Probeer maar eens terug naar de basis te bedenken waar een brood aan moet voldoen.

  • eetbaar zijn (niet-giftig)
  • voedzaam
  • lekker
  • te snijden met een mes
  • kan beleg bevatten
  • betaalbaar
  • valt niet uit elkaar
  • te kauwen
  • draagbaar (lood krijg je ook in broodjes maar dat is best zwaar in de lunchtrommel)
  • bewaarbaar

Nu heb ik al tien eisen voor iets simpels als een brood. En als iemand iets gaat produceren wat precies aan deze eisen voldoet missen er vast nog heel voordehandliggende dingen waardoor iemand gaat roepen “WAAROM kan dit ding niet gewoon X?”

Dus de volgende keer dat je je in wanhoop afvraagt hoe de ontwikkelaars van de tekstverwerker die je gebruikt in hemelsnaam niet zelf konden bedenken dat het voor iedereen fijner is als je met één klik wisselende konijntje-silhouetten als bulletpoint in kunt stellen, probeer dan eens een lijstje te maken van alles wat het ding verder moet kunnen. Dan weet je wel waarom.