Ik geloofde hem de eerste keer

Dit gaat niet over natuurkunde

In de klassieke mechanica, wat mijn docent op de uni “stoelen- en tafelnatuurkunde” noemt om de schaal aan te geven, kun je voorspellingen doen die precies uitkomen door flink te rekenen. Als je een bal gooit in richting x met kracht F, de wind doet W en je kunt daadwerkelijk gooien en niet, zoals ik, een soort van half-katapult-half-leeglopende-ballon-beweging maken met je armen zodat er sowieso niets van de worp terecht komt, dan kun je PRECIES uitrekenen waar de bal gaat landen, nog voor je gegooid hebt. (Je hoeft hem dus niet eens te gooien. Mijn gymleraar was hier gek genoeg nooit door overtuigd.)

Zoom je in op het niveau waar we geen stoelen en tafels meer hebben maar de deeltjes waar meubels uiteindelijk uit bestaan, protonen en elektronen en zo, dan gelden die regels niet meer. Je kunt weten waar een deeltje was op een specifiek tijdstip en hoeveel energie ‘ie op dat moment had, maar ook met de perfecte informatie kun je alleen een grafiek maken van alle opties waar dat deeltje vervolgens kan zijn, met de kans per optie. Waar het deeltje echt is weet je niet en kan je niet weten, niet zonder er tegenaan te porren om te checken wat de status is.

Mensen vinden dit een heel ingewikkeld idee omdat stoelen en tafels zich niet zo gedragen (al moet je een koor vaak leren dat stoelen niet stiekem van plaats veranderen en ze dus tijdens een concert kunnen gaan staan en weer zitten zonder om te hoeven kijken of die stoel er nog is). Om ons toch een beetje thuis te voelen in die maffe kwantumwereld hebben verschillende mensen verschillende beschrijvingen van dit concept bedacht. Een ervan is de “veel-werelden-theorie”. Die zegt: we hebben het niet over kansen dat een deeltje op plaats x, y, of z kan zijn. Er is een wereld waar hij op plaats x is, en ook een wereld waar hij op plaats y is, enzovoort. We weten alleen niet in welke wereld wij zitten, dus we zullen alsnog moeten meten om daarachter te komen.

De veel-werelden-theorie heeft de laatste tijd een prominente plek in mijn hoofd omdat ik, geloof ik, met mijn hele collectie van organen en cellen en eiwitten en moleculen en atomen en protonen, neutronen en elektronen een rare afslag heb genomen en in niet-mijn-wereld ben beland. Ik wil niet arrogant zijn en zeggen dat er iets verkeerd is aan deze wereld. Ik ben alleen erg in de war, ik snap hem niet, en ik wil graag terug naar mijn eigen wereld.

Dit komt op jullie, mensen van deze wereld, misschien heel vreemd over, maar in mijn wereld was er een man die zei dat de islam achterlijk is en dat hij “gaat regelen” dat er “minder Marokkanen” zouden komen. Die het dragen van een hoofddoek wilde verbieden en trouwens de Koran ook. Die dat het allerbelangrijkste voor ons land vond. In mijn wereld geloofden we hem.

We geloofden hem op zijn woord, en daarom zeiden we: hij mag nooit, nooit, nooit de regering in.

Nu zit ik dus met jullie in deze wereld en hier wordt hij geloofd nu hij ineens zegt: ja dat vind ik wel, maar ik ga er niets mee doen.

Ik geloofde hem de eerste keer.

Mochten jullie de afslag zien die ik per ongeluk genomen heb, laat het me dan alsjeblieft weten. Ik wil terug.

Het mysterie van de man die in de regen de planten watergaf

Als je toevallig vaak terwijl het rotweer is door Utrecht-Zuid wandelt heb je hem misschien wel eens gezien: de man die in de stromende regen de tuin staat te begieten. Ik zie het regelmatig. Het is dan ook mijn man.

Waarom, vragen mensen zich af (meestal de buren want zoveel mensen lopen hier niet terwijl het regent), geef je de tuin water terwijl het regent? Is dat niet de core business van regen? Is dit oneigenlijke concurrentie? Het antwoord is simpel maar je moet er even een verandering van perspectief voor maken. Het is niet zo dat de tuin op dat moment het water nodig heeft. Het is dat het water de tuin nodig heeft.

Het zit zo. Onze regenton zit aangesloten op de regenpijp waar alle regen die op de achterkant van ons huis valt op uitkomt. Dat is nogal wat. Als de ton vol zit loopt dit water het riool in.

Regenwater in het riool willen we niet, om meerdere redenen: bij grote buien kan de boel overlopen, het legt extra druk op de waterzuivering, en we willen het water zelf hebben als de droogte toeslaat. Daarom tappen we het af de ton in. Maar wat als de ton vol zit en er komt een bui aan?

Onze tuin kan doorgaans veel meer water opnemen dan wat de bui erop laat vallen, en dan wordt het nuttig gebruikt. Dus als de ton vol zit is de huisgenoot al voor de bui aan het gieten. En als hij aan de late kant was… tijdens de bui.

Ben je geïnspireerd en wil je zelf aan de slag met duurzaam waterbeheer rond je huis? Op Amsterdam Rainproof staan heel veel tips die ook werken buiten Amsterdam. Voor mensen zonder tuin hebben ze ook ideeën!

Een oude wijnton in gebruik als regenton, vier emmers vol water, twee grote gieters en een prullenbak vol water

Uit de kast

Ik ben bewust open over mijn autisme. Als je mijn volledige naam googelt kom je snel genoeg ergens uit waar ik het erover heb. En ook in de niet-virtuele wereld weten de meeste mensen het, want ik kondig bijvoorbeeld netjes van tevoren aan dat ik ze zal slaan als ze met dingen gaan knisperen tijdens een vergadering.

Dat is een grapje, ik sla mijn collega’s alleen op uitnodiging. Van dat geknisper moet ik soms wel huilen. Nu ik dit zo schrijf vraag ik me eigenlijk af wat ze erger vinden, in een hok met een huilende vrouw of alleen een corrigerende tik?

Maar goed, ik ben dus stevig uit de kast. Het helpt ook dat ik er wél autistisch uitzie, al weten mensen dat niet. Ik heb namelijk vaak compressiemouwtjes om mijn onderarmen (om mijn gevoel te reguleren) en bijna iedereen wil weten waar dat voor is. Zo zijn er hele groepen mensen die mijn naam niet weten maar mijn diagnose wel.

Voor die openheid heb ik twee redenen die ik allebei extreem belangrijk vind.

Ten eerste heb ik gewoon hulp nodig. Ik speel het leven nou eenmaal op hard mode en ik wil heel veel dingen kunnen doen, zoals werken en op roeikamp. Zo’n kamp houd ik alleen vol als de groep accepteert dat ik op willekeurige momenten naar m’n kamer verdwijn in plaats van gezellig te doen. En de coach moet niet “voel je het verschil na die aanwijzing?” vragen, want dan is het antwoord jazeker de wind is een beetje gedraaid en er kwam een golf voorbij van een andere boot en we gingen harder en m’n blaar begint echt zeer te doen en we hangen nu op bakboord en wat hij wilde horen heb ik niet gevoeld want ik had het te druk met ruiken dat er een auto aankomt. Het is voor ons allebei een stuk fijner als hij zegt “ik wil dat je X doet en dan oplet of de boot Y doet”, want dan kan ik daar op letten. Daarom vertel ik de coach vòòr de eerste training dat ik autistisch ben en wat dat betekent in deze context. De meeste mensen vinden het handig om zo’n gebruiksaanwijzing te krijgen.

Mijn tweede en misschien wel belangrijkste reden om uit de kast te komen is dat het niet hoeft. Ik kan er namelijk voor kiezen om in het openbaar niet autistisch over te komen. Veel andere autisten hebben die keuze niet: ofwel omdat ze niet de energie of capaciteiten hebben om te doen alsof ze neurotypisch zijn, ofwel (compleet de andere kant) omdat ze niet op een plek zitten waar ze geaccepteerd zouden worden als ze open waren over hun autisme.

De eerste groep, de groep die niet kán maskeren, verdient het dat ik open ben over mijn autisme zodat mensen kunnen leren dat autisten in de maatschappij horen, gewoon hun leven willen kunnen leiden en allerlei mooie capaciteiten hebben (en daarnaast superleuk zijn). Ik verstop me zelfs niet meer altijd direct als ik non-verbaal word, ook al voel ik me dan vaak ontzettend opgelaten en onthand. Want het is een voor mij normale reactie op een overdosis input. En als ik dat laat zien gaan mensen hopelijk snappen dat je anderen niet moet definiëren op basis van wat ze niet kunnen.

De tweede groep is knetterautistisch maar kan dat maskeren en doet het ook. De autisten zijn onder u! Maar zij leven zonder de voordelen die ik heb, van een omgeving die rekening met ze houdt, omdat ze niet voor hun autisme uit kunnen of willen komen.

Als mensen het niet willen vind ik het prima. Je geeft wel een aardig diepgaand inkijkje in je psyche en daar moet je maar net zin in hebben. Maar als ze niet kunnen, omdat hun omgeving het niet toelaat dat je “zonodig een labeltje wil”… daar heb ik ge-voe-lens over. Om nog eens de vergelijking met lengte te maken die ik eerder heb gebruikt: dat is alsof je zegt “hier heb je een uniform voor een vrouw van 1,71. Want wij zijn gewoon normaal.” Vreemd genoeg word ik daar niet korter van, wel ongelukkiger. En je zegt ermee dat alleen gemiddelde mensen recht hebben op passende kleren.

Nou, ik heb nieuws: iedereen heeft recht op een passend uniform, en iedereen heeft er recht op dat er rekening met ze gehouden wordt. Voor veel autisten hoef je niet meer te doen, maar wel andere dingen, en daarom lijkt het zo vreemd. Je hoeft voor mij bijvoorbeeld geen feestje of borrel te organiseren. Scheelt tijd! Scheelt moeite! Scheelt geld! Wat handig! In ruil wil ik graag dat je geen nare geluiden maakt als ik mijn koptelefoon niet op kan, dus als ik naar iemand moet luisteren bij een vergadering of presentatie. En als je mij gewoon autistisch laat zijn krijg je gratis al mijn autistische bonussen, zoals een radar voor onuitgesproken spanningen, eindeloos veel woordgrappen, en dat je activiteiten moet voorbereiden in plaats van zomaar wat improviseren (want dan kun je me niet van tevoren vertellen wat we gaan doen). Wat leuk! Wat handig! Hadden we maar meer autisten!

Ik hoop, door uit de kast te zijn, dat mensen leren om ook hun eigen autisten uit de kast te laten.

De zin en onzin van de DSM

Je kunt nauwelijks een uitleg over wat autisme is lezen, of de criteria van het handboek DSM-5 worden erbij gehaald. Die zijn niet zo gezellig geformuleerd, met termen als ‘blijvende tekorten’ en ‘beperkte interesse’. Sommige autisten herkennen zichzelf er ook niet in en vinden daarom dat er iets mis is met de DSM. Ik wil graag vertellen waarom volgens mij de DSM best prima is en je het absoluut niet moet gebruiken om autisme te beschrijven voor een breed publiek, of voor autisten zelf.

Is dat een tegenstelling? Nee! Want de DSM heeft één specifiek doel: psychologen en psychiaters helpen met zorgen dat ze over hetzelfde praten. Idealiter zorgt de DSM ervoor dat getrainde diagnostici dezelfde persoon hetzelfde categoriseren. Dat gaat goed, volgens verschillende onderzoeken.

Wat moet de DSM kunnen, volgens zichzelf? Onderscheid maken tussen mensen met en zonder stoornis, en tussen stoornissen onderling. Er is héél veel onderzoek gedaan naar en nog steeds discussie over hoe je dat nou het beste doet, maar het gaat dus al best aardig. We zijn niet voor niets ondertussen bij editie 5.

Maar juist doordat het goed is in onderscheid maken is het niet goed in beschrijven.

Denk even na over wat jou tot mens maakt. Waarin ben jij fundamenteel anders dan een tafel? Of als dat te veel is, van een hond?

Ok, nu speel ik diagnosticus. Ik heb drie vragen.

  1. Ben je een zoogdier?
  2. Heb je een snuit? (Steken je kaak en je neus samen uit je gezicht?)
  3. Heb je een luchtgat bovenop je hoofd?

Als je wel een zoogdier bent maar geen snuit hebt en ook geen luchtgat ben je waarschijnlijk een mens.

Wanneer je deze drie vragen toepast op alles op aarde selecteer je bijna alle mensen, en sluit je bijna alle niet-mensen uit. Dat maakt het een goede diagnostische test. Maar er zijn niet veel mensen die, als je ze vraagt om te vertellen wat een mens nou is, beginnen en eindigen met ‘een zoogdier zonder uitstekende kaak’.

En dat, meer nog dan het problematische taalgebruik, is waarom je de DSM niet moet gebruiken om te beschrijven wat autisme is.

Als je de DSM gebruikt als leidraad voor je omschrijving komt de nadruk automatisch te liggen op afwijkingen en problemen, omdat nergens in de DSM benoemd wordt wat de niet-problematische of ronduit leuke kanten van autisme zijn.

En het beschrijft alleen gedrag, terwijl ons gedrag voortkomt
uit een interactie met onze omgeving en onszelf
die zo intens is
dat we bij alles wat we doen
alle zeilen bij moeten zetten om te blijven functioneren.

De DSM kan dat niets schelen, en zegt alleen: je bent star.

Als ik geen gevoelloze autistische robot was zou ik er goed pissig om worden.

De DSM in de handen van een getrainde diagnosticus is heel goed in het aanwijzen van autisten. Maar het heeft geen flauw idee van wat een autist is. Dus als je dat wilt gaan beschrijven: verzin iets beters.

Cola light and prejudice

Mijn grootste persoonlijke ergernis is dat ik vaak geen verantwoordelijkheid neem voor mijn omstandigheden maar er wel over loop te zeiken. Nou is het natuurlijk een fictie dat alles kan als je het maar wil, en ik heb niet oneindig veel energie, en bladiebla, maar toch.

Helaas ben ik niet de enige en ook bij andere mensen erger ik me er aan. Ik ben, zoals een goede vriend me een keer vertelde want daar zijn goede vrienden voor, soms best wel veroordelend. Vooral als ik de keuzes van mensen niet snap, omdat we er bv met z’n allen dood door gaan en zo. Hoe kan het dat we vaak eigenlijk wel weten wat goed is maar het niet doen?

Eten bijvoorbeeld. ‘We’ als mensheid, dwz de wetenschap, weten al decennia wat goed eten is – niet op het niveau van ‘moet je twee gojibessen vòòr en twee ná de yakyoghurt eten of mag het door elkaar’, maar wel van “Eet niet teveel, niet te bewerkt, en vooral plantjes“.

Nou snap ik dat daaraan minder te verdienen valt dan aan poedersoep met Spongebobvermicelli, maar gaan we ons daar echt achter verschuilen? Ja sorry de plaatjes op de verpakking waren zo mooi? Sonja Bakker zei dat het goed was? Ik Heb Toch Gewoon Recht Op Een Lekker Stukkie Vlees Bij Mijn Avondeten Want Ik Werk Er Hard Genoeg Voor?

En dan nog maar een maagzuurremmertje of cholesterolpilletje erachteraan. Kom op zeg! 80% van de chronische ziekten en voortijdige dood is te voorkomen door stoppen met roken, gezonde voeding en genoeg beweging. Ik heb twee dierbaren met niet voedinggerelateerde hart- en vaatziekten en dat wens je je ergste vijand niet toe. Waarom kiezen we er dan vervolgens zelf voor in de supermarkt?

Het zal wel aan mij liggen, maar ik begrijp het niet. (En dan hebben we het nog niet eens over het klimaat gehad, of ethiek.) Als ik voor het eerst met iemand eet en die persoon eet vlees ben ik altijd echt oprecht verbaasd. Het standaard-mensje in mijn hoofd is namelijk vegetariër dus zolang ik geen tegenstrijdige informatie heb ga ik er altijd vanuit dat iemand dat is (net als dat ik er vanuit ga dat iedereen gevoelige knieën heeft en te snel ja zegt op dingen die ze eigenlijk niet zien zitten – maar dat terzijde).

En dan doet iemand ineens filet americain op z’n brood, en dan denk ik, waarom? Ik dacht dat je slim was. En dan vraag ik soms, waarom? Ik dacht dat je slim was. En dan zeggen lieve vrienden, Anna, je kunt soms een beetje veroordelend overkomen.

Ja, dát snap ik wel, ondertussen. Maar dat andere dus nog steeds niet eigenlijk.

Waarom?