“Ooit werkte ze in de kunstmatige intelligentie, waar ze haar hand niet omdraaide voor het analyseren van complexe systemen. Nu loopt ze bij iets simpels als het invullen van een formulier al ‘tegen een mentale muur aan’. Haar ooit kraakheldere geheugen voelt nu rafelig, vluchtig. Alledaagse dingen, zoals boodschappen doen, koken, opruimen, zijn soms tergend moeilijk. Haar binnenwereld – wat ze noemt de ‘extra’s van het denken, zoals dagdromen, plannen maken, je verbeelding gebruiken’ – is verdwenen.”
Dit gaat over Hannah. Hannah en ik hebben nogal wat gemeen, zoals een naam, een baan in de AI, en een ziekte.
Ed Yong schreef een artikel over hersenmist. Je kunt het lezen/luisteren in het Nederlands of in het oorspronkelijke Engels. Ik zou het heel erg fijn vinden als je nu de tijd wilt nemen om dat even te doen. Ga ik ondertussen in het halfdonker met oordoppen in naar het plafond boven de bank kijken. Tot zo!
Klaar?
Geschrokken?
Ik heb lang gezegd dat ik niet echt hersenmist heb. “Mist” associeer ik met iets moeilijk doordringbaars, iets waar je doorheen moet turen, iets wat met concentratie en energie te doorvoelen is.
Mijn hoofd is niet mistig. Mijn hoofd is helverlicht met wanden van wit emaille. Zo kun je makkelijk zien dat er niet zo veel in zit.
Mijn hoofd is de Cycloon-glijbaan in het Tikibad: een gladde trechter, waar een gedachte een paar rondjes in draait om daarna onherroepelijk door het middelste gat eruit te plonzen (met een beetje pech achteruit en ondersteboven). Dat maakt complex werk zo lastig: aan het eind van een paragraaf is het begin al weer weg. Dat is geen pijnlijk proces, het gaat allemaal heel soepel. Ik hoef ook niet te proberen naar zo’n gedachte te graaien of klauwen. Er is geen sprake van streven en wurgen. Alles glijdt heerlijk door. En wat overblijft is leegte.
Het is niet zo erg meer als een half jaar geleden, toen ik met een dekbedovertrek in mijn handen stond en werkelijk geen idee had hoe je zo’n ding over je dekbed krijgt. En niet het probleemoplossend vermogen had om stappen in de goede richting te zetten – het ging gewoon niet gebeuren. Ik riep de huisgenoot erbij. Maar nu kan ik mijn eigen bed opmaken! En sinds augustus heb ik weer af en toe een creatief idee – toen viel het me pas op dat ik die dus negen maanden niet had gehad. Ik kan sommige soorten sudoku’s weer maken, op de ipad met de invoerhulp aan.
Dat is wel interessant trouwens, van die sudoku’s, als maatstaf van wat er wel en niet lukt: ik ben goed in de soorten met extra kriebeltjes in het rooster die beperkingen opleggen aan welke cijfers er naast elkaar kunnen staan. (Voor de kenners: vooral kropki, xv en German Whispers.) Ik kan helemaal niets met de varianten die dingen zeggen als “tussen deze stippellijntjes moeten de cijfers optellen tot 12”, want dat zijn te veel opties. 9+3, 8+4, 7+5, en flups de eerste is al door de trechter in mijn hoofd gespoeld. Op die manier kan ik een beetje rondneuzen in de staat van mijn hoofd. Zonder dat soort externe dingen lukt dat niet, want mijn hoofd is namelijk gewoon mijn hoofd waar ik in woon, en ik kan niet mijn oude hoofd even terugzetten om te vergelijken.
We lachen ontzettend veel om de maffe dingen die we doen en zeggen. De huisgenoot is ondertussen heel capabel in het interpreteren van mijn grommen. (Bij stotteraars mag je geen zinnen afmaken, bij mij absoluut wel, graag zelfs.)
En de buitenwereld ziet het niet zo, want ik ben alleen in de buitenwereld als het redelijk met me gaat. Die keer dat ik op een onbekend metrostation in Amsterdam was en zo moe dat ik niet meer kon lezen: onhandig. Doen we niet meer.
Ik typ ook alleen dingen die tamelijk coherent overkomen. Want de onzin haal ik eruit. Misschien moet ik onderaan een blogpost zetten hoe lang ik er over gedaan heb? Die sommetjes die optellen tot 12 hierboven, die moesten zes keer over.
Maar gelukkig is er Ed Yong, die artikelen schrijft om het uit te leggen. Dan weten jullie ook weer hoe het met me gaat :)