Mijn vakantie dit jaar heeft heel wat stof tot nadenken opgeleverd, van ‘in hoeverre kan ik natuurkundig beredeneren hoe zeiltrim moet werken’ (niet genoeg, en in elk geval niet testbaar genoeg, voor het theoretische gebazel waar ik graag verblijf) tot ‘welke kabouter heeft bedacht dat het vast niet erg is om een puntige verspringing in het plafond te maken op precies de hoogte van het breedste deel van mijn schedel als ik in mijn kooi zit’ (een van de tekenaars van Ovni denk ik).
En ook ‘wat is de balans tussen kosten, moeite en opbrengsten gegeven dat ik 10% van mijn vakantie in opperste ellende door zal gaan brengen’?
Ik houd van zeezeilen. En ik word zeeziek.
Het voorkomen en de ernst van zeeziekte is van veel factoren afhankelijk. In het beste geval ben ik een paar uur misselijk en ellendig. Dan wil ik graag van de boot af, maar veel meer dan dat wordt het niet. In het slechtste geval tot nu toe kon ik niet ophouden met overgeven en heb ik mijn omgeving verzocht om me dood te maken. Voor zover ik het me herinner meende ik dat tot op zekere hoogte (maar niet sterk genoeg om overboord te stappen, wat met een watertemperatuur van minder dan 5 graden snel het gewenste effect zou hebben gehad).
Deze trip was ik ongeveer 12 uur non-stop misselijk en heb ik 5 keer overgegeven, wat een redelijke middenmoter is op de ellende-schaal. Vervolgens heb ik acht heerlijke dagen gehad.
Nou vraagt de filosoof in mij zich af: mag ik de Anna van dag 1 opofferen voor de Anna van dag 2 tot 9? Het interessante is namelijk, ellende vergeet je. Maar op het moment zelf bestaat er niets anders. De zeezieke Anna informeert geregeld bij haar bootgenoten waarom iemand dit in hemelsnaam ooit een goed idee heeft gevonden. De zeezieke Anna heeft welzeker een mening over of dit het waard is en die mening is IK WIL NAAR DE KANT EN WEL NU.
Maar de zeezieke Anna wordt vergeten, want zo werkt het menselijk brein. Wat ik niet vergeet is wat er door me heen ging toen ik voor het eerst de algen op zag lichten in het kielzog van de boot. De intensiteit wordt minder, maar ik weet nog steeds hoe ik me voel als ik ‘s ochtends de kajuit uit klauter en er zo ver als je kunt zien alleen maar zee is. Of als je ‘s nachts in een slaapzak buiten ligt te soezen met alleen maar sterren boven je en water onder je.
Daarom klim ik elke keer opnieuw zo’n boot in. Maar is dat eerlijk? Als je één dag -100 scoort en 8 dagen +10, kom je alsnog op -20 uit. Alleen werkt mijn hoofd niet zo, en met mijn hoofd heb ik maar te doen.
Dus we gaan weer de zee op. De Anna van dag 1 zal me vervloeken.