Software maken is creatief in de letterlijke betekenis van het woord. Je maakt iets wat er eerst nog niet was. (Mocht je vinden dat dingen die alleen op computers bestaan niet echt zijn, dan is deze tekst ook niet echt, en wat ben je nu dan aan het doen? Maar dat terzijde.)
Zelf moet je er ook op z’n minst een beetje creatief voor zijn, want doorgaans maak je iets unieks. Ik zie het wel eens als het schrijven van een verhaaltje: ik heb een aantal karakters, en die kunnen dingen, en ze reageren op elkaar, en ze maken allerlei avonturen mee. Om dat een beetje goed te doen is het zaak duidelijk te krijgen wat de onderdelen van je verhaaltje zijn (dat kunnen concrete dingen zijn zoals stoelen en tafels, maar ook meer abstracte zoals het concept meubels of tijd), en hoe ze zich allemaal tot elkaar kunnen verhouden (een stoel kan onder de tafel tenzij de tafel te laag is, en op de tafel tenzij de stoel te zwaar is…). Nu wordt het al snel ingewikkeld. Daarom noemen we de sjiekere programmeurs ‘architect’.
Er zijn ook mensen die zichzelf ‘code poet’ noemen. Maar aangezien poëzie geloof ik bedoeld is als multi-interpretabel, dat juist iets anders probeert over te brengen dan alleen de woorden waar het uit bestaat, zou ik er liever geen in mijn team hebben.
Omdat ik voor verzekeraars werk beginnen al mijn verhaaltjes eigenlijk met ‘Er was eens een polis…’ Zo heb ik de afgelopen jaren geleerd dat polissen heel wat wilde avonturen mee kunnen maken. Al vraag ik me natuurlijk wel eens af wat voor verhalen ik zou tegenkomen als ik een andere hoofdpersoon had.