“Journeying Boy” beslaat de dagboeken van Benjamin Britten, een van mijn favoriete componisten, van de tijd dat hij naar boarding school ging tot tien jaar daarna, toen hij ongeveer zo oud was als ik nu, net zijn grote liefde had leren kennen, het begon te maken als artiest, zijn beide ouders verloor, en het ook nog eens gewoon de jaren ’30 waren. Wel genoeg materiaal, dus. Ik ben bij 1931 en kan het slechts met moeite wegleggen. Zijn productiviteit en enthousiasme zijn extreem motiverend (ik heb vandaag dan ook subiet braaf mijn toonladders gekwaakt…)
“Zijn en Tijd” is voor een leesclubje dat binnenkort begint en ik kan er, volgens plan, bijzonder weinig van volgen.
Dan zijn er nog drie CD’s. Ikzelf vond dat buitengewoon beheerst, gezien de winkel, mijn vader noemde het buitennissig, en zo zie je maar wat een scheef wereldbeeld die ouwelui van tegenwoordig hebben…
In ieder geval, tweemaal King’s: een ouwetje met Willcocks en een met Cleobury. En dan eentje van Stile Antico, zo’n koor waarvan ik zou willen dat ik erbij zat (nou ja, ik zou ook wel een jongetje bij King’s willen zijn, maar dat is toch een brug te ver qua onhaalbaarheid). Dat heb ik wel vaker trouwens.
Iemand zin om een geniaal kamerkoor op te richten? Ik kan leven met de frustratie van de-slechtste-zijn. En ook typen en muziek op volgorde leggen en thee zetten ;)