Nederlands Kustpad – deel 3 (Domburg – Veerse Dam)

Mijn dag begon met stemmen in het gemeentehuis van Veere, wat niet in Veere is maar in Domburg en wel tegenover mijn logeeradres.  Ik verkeer nog in zalige onwetendheid over de kansen van het FvD dus ik begin de dag in mijn nopjes.

Op mijn zeurende pees na, maar daar is ibuprofen voor uitgevonden.

Ik ben van de route afgeslagen op het moment dat deze de duinen verliet en pak ‘m weer op als we een bossig landgoed binnengaan. Dit is het enige deel van de route dat niet is gemerkt dus loop ik natuurlijk meteen verkeerd. Dat is geen probleem want we moeten nog steeds parallel aan de kust en die is makkelijk te vinden want de zee ligt ernaast.

Een van de boeken die ik mee heb op deze wandeling is ‘How to walk’ van Thich Nhat Hanh, die ik van mijn bijna-voormalige werk heb gekregen. Volgens dit boekje is het makkelijk: je hoeft alleen maar met elke stap te arriveren. Dus.

Ik kom op een duinpad in een iets breder deel van de duinen. Het lijkt een stuk meer op de duinen zoals ik ze ken van de wandelingen toen ik klein was. Elke paar meter zie ik links van me de zee. De zon schijnt maar het is niet te warm. Mijn rugzak zit lekker. Mijn enkel doet geen zeer. Ik ben de weg kwijt maar die vind ik wel weer terug. Een seconde, tien seconden, een minuut lang is het ineens allemaal duidelijk. Ik arriveer met elke stap.

Toen kwam ik op de asfaltweg die volgens mij ook in de beschrijving stond en vond een paar honderd meter richting binnenland inderdaad het pad weer terug. We kwamen in een parkachtig gebied bij Kasteel Westhove (die er inderdaad erg dicht uit ziet). Het barst van de bloeiende bollen en zingende vogels – dit is een geweldig seizoen om hier te wandelen.

Even later gaat het pad opnieuw een bosje in en kom ik twee dames tegen die hun hond kwijt zijn en uiteindelijk besluiten zonder hond te vertrekken. Na mijn ervaringen van gisteren heb ik niet zo’n behoefte aan een hond in een bos zonder baas, maar het zal wel. (De hond komt later inderdaad langs en blijkt lief.) Er volgt een lang stuk over een fietspad dat in principe behoorlijk saai is, maar ik spot een paar grote bonte spechten van heel dichtbij, fietsende Duitsers van nog dichterbij, en het licht is prachtig op de bloesemende bomen. Wel prima allemaal.

Het pad buigt weer richting zee, de duinen door. Mijn enkel begint weer van zich te laten horen. Dan mogen we weer over het strand: een tiental hondenbezitters in dikke jassen en lange broeken, en een net-niet-verdwaalde Utrechtse met opgerolde legging, shirtje, en rugzak. Van wandelen krijg je het écht warm. Je ziet ook aan mijn voetafdrukken dat die dieper gaan dan de sporen die er al liggen. Misschien had ik toch niet drie boeken mee moeten nemen.

Het is eb. Ik wil dichter bij de zee lopen, maar beheers mezelf, en zie later dat wat ik dacht dat gewoon strand was eigenlijk een schier-zandbank is die verderop door tien meter breed water gescheiden wordt van de rest van het strand. Ik voel me heel slim en kauw diep tevreden nog een ibuprofen en een reepje weg.

Het is nog steeds eb. Het gepakte zand waar ik oploop is lekker stevig. Rechts van me zie ik overigens wat water glinsteren. Maar er komen me ook twee wandelaars tegemoet, dus dat water zal wel een los plasje zijn.

Het is nog steeds eb. De wandelaars die me tegemoet kwamen lopen met hun broek opgerold en hun schoenen aan hun rugzak op blote voeten met sporen van zand en water tot op hun enkels.

Shit.

Gelukkig is het hartstikke lekker weer en heb ik sneldrogende schoenen die gemaakt zijn om door water te lopen. Ik schuif mijn dagelijkse sokkenwissel een uurtje naar voren en besluit dat zeewater vast enorm gezond is voor blaren en zo. Terwijl ik mijn sokkenwissel uitvoer komen er drie montere 50+-vrouwen op Verstandige Schoenen langs. Zij zwaaien (met hun hand). Ik zwaai terug (met een natte zanderige sok). Verwante zielen. Ik ben blij. In de verte straalt de Oosterscheldekering. Mijn enkel zeurt.

Ik heb nog 12 kilometer te gaan en dan ben ik bij Neeltje Jans en aan het eind van mijn tocht. Ik ben nu al verder dan ik gepland had, in mijn oorspronkelijke scenario zou ik bij Westkappelle zijn gestopt. Ik loop over een weggetje langs een bungalowpark. Over een kilometer is er een bushalte, volgens de kaart. Mijn enkel zeurt.

In het routeboekje staan tussen de kaart waar ik nu ben en de kaart die erop aansluit een extra dagtocht, dus als ik wil zien hoe ver het nog is (en dat wil ik elk kwartier) moet ik flink bladeren. Het is nog best ver. Mijn enkel zeurt bij elke stap. Ik kom aan het begin van de Veerse Dam, in de verte glanst de Oosterscheldekering. Ik wil wandelen over de Oosterscheldekering.

De Veerse Dam is lang en asfalterig en er ligt een snelweg overheen. Ik drink koffie in een keet met twee jengelende kleuters. Mijn enkel jengelt mee. Ik stop de bonbon die ik erbij kreeg in mijn rugtas voor mijn huisgenoot en SMS hevig met vriendin L. “Hoe is het daar eigenlijk?” vraagt ze nadat we wel klaar zijn met haar werk bespreken. “Mooi. Beetje zeurende enkel.” schrijf ik terug.

Als ik weer opsta ontploft mijn enkel, die vond stilzitten gister ook al niks, herinner ik me. Ik kijk nog een kilometer naar de Oosterschelde. En de kaart. En de deltawerken. Dit is het Deltapad, he.

Een van de dingen die ik heb geleerd sinds ik volwassen ben is een beetje geduld hebben met mezelf (een beetje). Als ik iets niet snap, iets niet lukt, en ook als iets zeer doet – even aanzien wat er gebeurt. Ik had eigenlijk verwacht mijn knieën wel een keer te voelen deze drie dagen, die zijn namelijk stuk en maken graag gebruik van mijn geduld. Maar van hen geen piepje. Mijn enkel heeft anderhalve dag geduld gekregen en ik begin me nu eigenlijk zorgen te maken dat als ik doorloop ik iets permanent stuk zou kunnen maken.

Die Oosterscheldekering ligt er over een paar maanden ook nog wel, en ik wil dan graag nog kunnen wandelen. Ik pak de bus. Die ik net zie gaan, aan de andere kant van de snelweg. Ik steek de snelweg over (heel. dom.) en sms met huisgenoot en vriendin L over de slimste route, want ik heb geen smartphone. Voordat ze kunnen reageren herinner ik me dat van de twee routeopties van Neeltje Jans die ik uit m’n hoofd had geleerd er een hoogstwaarschijnlijk langs deze halte komt, maar dan aan de andere kant, dus ik steek nog een keer de snelweg over (nog steeds HEEL DOM) en pak de bus naar Middelburg.

In de bus word ik misselijk want zo rol ik, maar Middelburg is heel mooi.

Er is een aanrijding met een persoon tussen Den Bosch en Utrecht dus ik trein terug via Arnhem, met drie keer overstappen. Ik vraag mijn huisgenoot om met mijn fiets naar het station te komen want ik ga niet meer lopen op deze enkel. Hij is lief, dus hij doet dat. Ik heb drie dagen grijze smurrie gegeten als avondeten, dus ik stoom een zak spruitjes en eet ze achter elkaar op.

Thuis.

Mijn enkel vindt nog dik twee weken lopen niet leuk. Roeien gaat daarentegen uitstekend. Goede prioriteiten, enkel!

Nederlands Kustpad – deel 2 (Breskens – Domburg)

Mijn oorspronkelijke plan was drie dagen lopen, en vier als het echt leuk was. Ik had drie overnachtingen geboekt in Breskens (de eerste nacht was vòòr de eerste loopdag) want ik dacht voor Zeeuws-Vlaanderen twee dagen nodig te hebben. Voor de eventuele vierde nacht had ik gezien dat er even voorbij Domburg een jeugdherberg is in een gruwelijk mooi oud kasteel, leek me tof.

Die jeugdherberg is er nog, alleen op dit buitenseizoense moment zijn ze doordeweeks niet open. En ik wilde niet terug naar Breskens want het OV in Zeeland is een uitdaging. Gelukkig vond ik een fijn adres via Vrienden op de Fiets, 1 km van de route af in Domburg. Dat betekende een etappe van 25km. Die van 30 van gister was goed te doen dus dat leek me geen probleem.

De ochtend begon met het veer van Breskens naar Vlissingen. Op een holletje, want mijn kaartenapp had optimistisch uitgerekend dat ik 4 minuten zou doen over 800 meter en ik was te slaperig om daar kritisch over te doen. Zondag, van Vlissingen naar Breskens, mocht ik naar een enorme foto van onze koning kijken, vandaag was het de koningin.

Tijdens het lopen naar de pont nam ik de pijntjes door. Geen blaren, een beetje zeurende pees bij m’n rechterenkel maar toen ik wat opgewarmd was was dat ook weg. Al met al best ok voor 30km op de teller.

In Vlissingen loopt het pad over de zeesluis, wat supercool is. Vervolgens verder over de boulevard, langs vele tentjes die allemaal dicht waren (sommige vanwege het seizoen, sommige omdat het voor tienen was). Het was heerlijk zonnig en ineens miste ik mijn moeder, die gewoon ergens binnen zou lopen en ze ervan zou overtuigen dat ze a) open waren en b) serveerden op het terras waar je c) vanaf nu mag roken. Ik ben niet zo assertief. Dus ik liep maar verder, langs een miljoenmiljard beelden, monumenten en bijbehorende bordjes. Ik werd er een beetje melancholisch van. Er zijn DUIZENDEN soldaten omgekomen op de kust van Walcheren. Goed om af en toe bij stil te staan.

Na Vlissingen gaat het Kustpad de duinen in. Laat me je iets vertellen over de duinen van Walcheren. Ze zijn smal. (Regelmatig maar één duin breed.) En ze zijn hoog. Als in trappen in plaats van paden want paden zouden te steil zijn. Ze zijn heel mooi. En er zijn masochisten die er kilometers lang overheen lopen met voor drie dagen eten op hun rug. Ik kreeg het er goed warm van, maar mijn rugzak zat net écht lekker en dat wilde ik niet zomaar opgeven, dus ik hield m’n jas aan.

Na 15 kilometer kwam ik in Zoutelande, waar zowaar! Iets! Open! Was! Het was lunchtijd, maar ze hadden voor mij niets te eten (geen probleem, ik heb eten zat, het leek me gewoon beleefd om iets te bestellen). Dus ik deed een wereldrecordpoging langzaam koffiedrinken terwijl ik genoot van de wifi. Toen bleken ze ook heerlijke thee te hebben. En ik ben twee keer naar de wc geweest, omdat het zo fijn was dat het kon.

Van het stilzitten ging m’n pees weer zeuren, dus haalde ik heel volwassen en verstandig een pak ibuprofen bij de supermarkt (de drogisterij was, je raadt het al, nog niet open).

Na Zoutelande liep de route voor het eerst echt over het strand. Heerlijk! Het was opkomend tij, maar het water stond nog laag genoeg dat ik onder de paalhoofden langs kon lopen. Paalhoofden zijn de rijen paaltjes die van de duinen richting zee staan om de golven te breken en zo het duin te beschermen. Ze lopen door tot boven de vloedlijn en de paaltjes staan te dicht bij elkaar om makkelijk tussendoor te kunnen, dus ik was erg blij dat ik onderdoor kon.

Het was erg rustig op het strand, met hoogstens een twintigtal wandelaars met honden. Één grote donkere Duitse herder kwam op me afgestormd en luisterde de eerste zes keer niet naar het geroep van het baasje. Omdat ‘ie zo donker was kon ik niet zien of hij wilde spelen of het strand wenste te zuiveren van Utrechtse invloeden, dus ik beleefde een paar gespannen momenten. (Hiermee bedoel ik dat ik doodsangsten uitstond en bijna over een rij paalhoofden was gesprongen, ik probeer volwassen over te komen.) Gelukkig luisterde de hond toen hij tot een meter of tien genaderd was alsnog en kwam ik met de schrik vrij. Even later deed ik mijn dagelijkse sokwissel. Daar spotte ik drie kleine blaartjes, die ik nog niet gevoeld had, maar toch maar afplakte want als je weet dat je ze hebt ga je ze ook voelen.

Na het strandintermezzo volgden er nog twee kilometer duinen waarna de route afboog, door Westkapelle en het polderlandschap erachter. Ik snap wel waarom de routemakers dat doen: “begin in Cadzand en volg de duinen of zeedijk tot Bad-Nieuweschans” is een vrij summiere routebeschrijving die niet iedereen zal bevallen. Maar ja, mij wel. Er zaten zeker zeer wandelwaardige stukken tussen, absoluut genieten, maar ik wilde gewoon terug naar de zee. Ik was wél heel blij dat de route langs de magnifieke vuurtoren van Westkapelle kwam, wat mijn vuurtorenobsessie weer voor weken heeft gevoed.

Om te bewijzen dat ik er heuswerkelijk was heb ik m’n voet er voor jullie in gefotosoept:

De route ging voor het eerst voor een langere periode over wegen met motorverkeer. Dan loop ik normaal altijd links, als een brave wandelaar. Alleen loopt daar de weg naar links af. Net als zo’n beetje de hele route doet omdat daar nou eenmaal de zee is. Mijn zeurende pees heeft hier genoeg van, dus besluit ik rechts te lopen, waar de weg naar rechts afloopt. De Duitse grijsaards op e-bikes die me met regelmaat rakelings passeren lijken het wel best te vinden gelukkig.

Ik doe expres rustig aan want mijn gastvrouw komt om half zes thuis. Om kwart over vijf leg ik in Domburg mijn zitmatje op de grond, Koekiemonster als voetenkussen een meter verderop, en knaag zeer tevreden twee nog verrassend frisse wortels weg.

Nederlands Kustpad – deel 1 (Sluis – Breskens)

Een samenloop van omstandigheden:

Mijn huisgenoot, tevens partner in crime voor vele activiteiten, houdt niet zo van wandelen. Ik wel.

Ik had vakantie. Mijn huisgenoot niet.

Ons huis-Sluis is met het OV zo’n 4 uur reizen, dus daar kom je niet zo snel voor een dagje uit.

Ergo, als ik het Nederlands Kustpad wil lopen, en dat wil ik want ik hou van de zee en de wind en de uitdaging (het is de langste aaneengesloten route van Nederland, bijna anderhalf keer het Pieterpad), en ik wil in Sluis beginnen, en dat wil ik want daar is het begin en ik ben een neuroot, dan is NU het moment.

Dus ik naar Breskens, waar ik sliep bij een Belg in huis, hoewel het echt Nederland is hoor, vond hij ook, en de volgende dag met bus 42 naar halte St. Annastraat in Sluis. Het had haast niet beter kunnen beginnen.

Het plan was in eerste instantie om alleen de eerste etappe te lopen, van 15km. Daar was namelijk de laatste bushalte vòòr Breskens. En ik dacht, dit is de eerste keer dat ik alleen loop, dat gaat vast lastiger dan als ik een gesprekspartner heb of strategisch opgestelde batallions kleine zingende scoutingmeisjes, zoals bij mijn eerdere meerdaagse wandelingen. Dus laat ik maar niet te overdreven beginnen.

Toen dacht ik, ach, ik zie wel als ik in Cadzand ben wat voor weer het is en hoe laat en hoe ik me voel. Maar goed. Dat is voor later in dit spannende verhaal, wat vooral spannend is op dit punt als je de titel niet hebt gelezen en/of niet beschikt over klompen waarop je iets aan kan voelen komen.

Etappe 1 kun je hier zien, en dan zie je gelijk dat het begint met een roteind omlopen over de vestingwerken van Sluis. Foei, Anna! De weg is de bestemming! En je hebt heel mooie dingen gezien op de vestingwerken van Sluis! Ja, ja, allemaal waar, alleen ik kwam voor de zee. En de wc. Allebei dingen die niet beschikbaar waren in Sluis op maandagochtend 8 uur buiten het seizoen.

Maar het was wel echt mooi, dat moet gezegd worden. En die vestingwerken staan er nog prima bij. Er ligt zelfs een hele camping binnen de veste. Veilig kamperen doe je in Sluis.

Enfin, door naar Retranchement! Waar ook niets open was, dus ik moest nog steeds naar de wc. En de zee was ook nergens te bekennen. Wel weer vestingwerken. Mooiere dan Sluis trouwens. Daar kwam ik redelijk in slow motion achter want het was gaan misten en het zicht was een meter of 50. Helaas kon ik daarom niet de vogels zien bij het Zwin, dat was wel balen, maar het stapte wel lekker door.

Ik was behoorlijk content in mijn mistbubbel, en ondertussen veertig minuten voor op schema, toen ik bij Cadzand a) bij een hotel (Hotel de Noordzee) naar de wc kon en b) de zee zag! Hoezee! Ik flaneerde de boulevard af en toen was het tijd om terug te gaan. Alleen was het 11 uur ‘s ochtends en voelde ik me fantastisch. En de zon begon net te schijnen. En ik haat bussen met een intense haat. En alleen lopen blijkt heerlijk, ik ga precies zo hard als ik wil en stop als ik wil en ga door als ik wil. Nou ja, je voelt ‘m aankomen – ik ging door. Wel eerst even stilletjes naar de zee luisteren.

Een intermezzo op dit punt: mijn moeder had me aangeraden wat papier mee te nemen, ter notering van een paar pareltjes uit de vloedstroom aan mooie gedachten die ongetwijfeld zouden komen. Ik kan je alvast vertellen: die kwamen niet.

Goed, ik ging door, nu langs mijn innig geliefde Noordzee. De kust is niet overal even mooi moet ik bekennen. Op veel plekken zijn het geen tyfuspittoreske duinenrijen die have, goed en de vege lijven beschermen, maar meer heel veel beton en asfalt. Gezien de geschiedenis van Zeeland heb ik daar verder geen klachten over. Het pad volgt de zee voor een groot deel, maar buigt ook af en toe iets af het land in, vooral als daar mooie natuur te beleven valt.

Op de tweede etappe zie je zo’n slinger. Het routeboekje zegt erbij dat je ook over de zeedijk verder mag. Ik was zéér in de verleiding (want: zee, hallo zee, en het scheelde een paar kilometer), maar. Er stond, heel terloops: “Steek het water over met het trekvlot.” TREKVLOT TREKVLOT TREKVLOT. Er stond niet bij dat je er een geocachende Belgische in waadpak bij kreeg, zeldzaam aantrekkelijk, maar goed, dat was bonus. En verderop ook nog een touwbrug. Amai!

Ik heb overigens foto’s van trekvlot noch Belgische noch touwbrug, want mijn telefoon is niet smart en mijn tablet zat veilig diep in mijn rugzak.

Na alle opwinding kon ik tot rust komen met een flink stuk bijzonder saaie polderweg, en dan nog een uurtje zeedijk tot Breskens. Een zeedijk met fascinerende geschiedenis trouwens. Maar het ging mij vooral om de zee. Hallo zee!

Gaat het lukken om koffie te vinden in Zeeland? Gaat het lukken om die paar foto’s die ik wél maakte online te krijgen? Had ik toch een oplader voor m’n Nokia mee moeten nemen? Ontdek het allemaal in de volgende editie van Anna aan zee: het Kustpad, deel 2!

 

Fietsen tussen Maas en Waal – een routebeoordeling (en tips)

Hoewel huisgenoot W. en ik nog geen grijze haar op onze bolletjes hebben weten te spotten doen we sommige 50+-dingen erg graag, zoals Omroep Max-programma’s kijken, een zeilboot hebben en lange stukken fietsen met zo’n tas voorop met een kaart erin en een tas achterop met je boterhammetjes en een regenjas en zo. En een ehbo-trommel. En reiszeep voor het geval je iets moet repareren aan je fiets en dan vieze handen krijgt.

Als we 50+ doen doen we het ook met volle overtuiging.

Zo togen wij vandaag naar het mooie Wijchen voor een fietsroute tussen een Maas (er zijn vele Mazen) en de Waal. En passant zouden we ook een watermonster verzamelen voor huisgenoot W.’s lessen. De route hadden we niet zelf bedacht, maar was door W. gevonden en staat hier (route 2).

We fietsten de route in tegengestelde richting, wat wil zeggen met de klok mee, en dat was een groot goed. De eerste helft (eigenlijk de tweede dus) is namelijk oersaai. Tenzij je dol bent op intensieve veehouderij.

Wij zijn niet dol op intensieve veehouderij. Huisgenoot W. kijkt met ecologenogen en ziet daarom een industriegebied waar ik een boel gras en zo zie. En ik ben zo’n ecovegazonnestraalhippie die nou eenmaal intens verdrietig wordt van wat zich allemaal in de grote stallen afspeelt.

Je komt trouwens ook langs Rondeel, dat is tenminste iets.

Tussendoor werden we ook geacht Dijkgeheimen te vinden maar die bleven erg geheim. Zelfs het bezoekerscentrum waar de route begon en eindigde hebben we niet weten te vinden.

De oersaaie eerste (tweede) helft werd onderbroken door een mooi stuk over de dijk bij de Waal. We waren het erover eens dat dit, hoewel werkelijk mooi, niet opwoog tegen de oersaaie doorsteken door het land die nodig waren om daar aan en weer weg te komen.

De tweede (eerste) helft daarentegen was werkelijk heel mooi en bijzonder. Deze werd ingeluid met een stuk door de Overasseltse- en Hatertse Vennen, een combinatie van water en heide die ik echt nog nooit had gezien. Na een kort stuk saai maar niet oersaai boerenland kwamen we op de noordoever van een Maas uit en die volgden we bijna helemaal terug tot het beginpunt, met aan het eind nog een beetje bos.

Als je, zoals wij, nogal van het water bent en zo kan je aan die Maas je ogen uitkijken. We hadden ook geluk met prachtige 3D-luchten, dat helpt extra. Je krijgt verder een paar van die zeer Nederlandse horizonnen met plukken bomen en keurig om de x meter een kerktoren.

Genieten.

Dus: ga fietsen die route, maar sla de bovenste helft over.