Help, mijn man is neurotypisch

Hoe is het om een relatie te hebben met een niet-autist?

Dhr W, mijn wederhelft, fiscaal partner, en (zoals ik hem het liefst noem) huisgenoot is mijn favoriete persoon op aarde. Vaak als ik het echt helemaal gehad heb met alle mensen om me heen (inclusief mijn ouders en beste vriendinnen) vind ik het nog wel fijn als hij er is. Vooral als ik tegen hem aan mag hangen. En hij niet praat.

Wat er nou met hem is waardoor dat zo werkt weet ik niet goed. Het is in elk geval zo dat hij een enorme aantrekkingskracht heeft op autisten in het algemeen. Waarschijnlijk is een combinatie van de rust die hij uitstraalt, de respectvolle manier waarop hij met iedereen omgaat, en een zekere je ne sais quoi (“geen idee” klinkt toch het best in het Frans, oui?).

Maar goed, dat gaat alleen maar over een klein stukje gevoel. Een relatie met alles erop en eraan heeft wel met gevoel te maken maar is ook een hele hoop praktische en emotionele logistiek. En dat op één lijn krijgen met een neurotypisch persoon gaat niet vanzelf.

Het grootste verschil tussen mijn huisgenoot en ik is dat hij veel, véél, véél meer behoefte heeft aan sociaal contact. Met name in de schoolvakanties is dat een uitdaging, want ik werk dan gewoon en kom ‘s middags sociaal uitgeput thuis, terwijl W tot dan toe hoogstens thee heeft gedronken met de buurvrouw en (zijn formulering) “met de riem tussen z’n tanden bij de achterdeur klaar staat om te worden uitgelaten” (noot voor autisten: dit is niet echt zo). Ik ben gewend eerder thuis te zijn dan hij en even het huis voor me alleen te hebben. Daarom vind ik het best wel irritant als dat niet kan. We spreken dan bijvoorbeeld af dat ik een half uur in een hoekje niet aanspreekbaar ga zitten zijn, en daarna gezellig kom doen. En we proberen veel gezellige dingen met mensen te organiseren waar ik dan kort of helemaal niet mee ga.

Een ander ding dat voor mij ingewikkeld is is dat W, neurotypisch als hij is, weinig tot geen schakeltijd nodig heeft. Af en toe roept hij dus bizarre dingen als “zullen we even langs de supermarkt om X te halen? Ja? Okee, kom, laten we gaan!” Dan moet ik mezelf vertellen dat dat komt omdat hij niet-autistische hersenen heeft en dat hij daar dus niets aan kan doen. En dan lees ik het artikel uit waar ik mee bezig was, maak een lijstje in mijn hoofd van alle dingen die ik moet doen om bij de supermarkt te komen inclusief een paar alternatieve scenario’s voor het geval dat, ga over op “weggaan”-modus, ga naar de wc en doe m’n schoenen en m’n jas aan, pak een tas (W denkt daar nooit aan) en mijn sleutels, bedenk wat ik nog meer wil bij de supermarkt en of we dan naar de normale supermarkt gaan of iets moeten hebben wat alleen de Albert Heijn heeft, en loop naar buiten. Ondertussen staat W dan al een paar minuten aan dingen in de tuin te friemelen. En als ik dan klaar ben houdt hij daar gewoon mee op en gaat mee. Magisch, dat neurotypische brein.

Toen ik op Twitter vroeg waar ik stukjes over moest schrijven zei Alicia “hoe het is om een neurotypische partner te hebben”. Dit is daarom heel erg vanuit mijn perspectief. Ik zou graag nog iets helicopterigs willen toevoegen.

De huisgenoot en ik waren met onze boot op (aan) Texel en gingen fietsen huren. Half grappend stelde hij voor om een tandem te nemen. Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik mentaal half 8 en half 68 ben en dit daarom dubbel het beste idee in de geschiedenis van de mensheid vond. Team W&A ging dus op de tandem.

En toen gebeurde er iets leuks. W stuurde, ik navigeerde voor zover nodig (best handig, zo’n rug voor je neus waar je een kaart tegenaan kan leggen), en omdat ik niet hoefde te sturen kon ik om me heen kijken. Normaal rij ik subiet een greppel in als ik om me heen kijk tijdens het fietsen (die greppels ontstaan spontaan en verdwijnen even snel als ik weer gewoon doorfiets), dus als we samen fietsen hebben we veel gesprekken in de trant van “Kijk Anna, een valk!” (Anna zwabbert) “Weet je, kijk maar niet.” Nu konden we het over alles in de omgeving hebben, wat voor ons allebei leuker is. Bovendien kreeg W flinke trapondersteuning én schoudermassages want daar kon ik mooi bij.

Ik vond dit een heel mooie metafoor voor onze relatie. W doet af en toe iets wat er van buitenaf uit zou kunnen zien als mantelzorg, of überhaupt zorg. Ik krijg daardoor ruimte waardoor ik ook weer veel meer voor hem kan doen. En zo is de combinatie meer dan de som der delen.